In 1925, jaren voordat de oprichting van de Bank for International Settlements een feit was, verklaarde Montagu Norman, president van de Bank of England: ‘Ik hoop zeer dat wij de komende zomer een private en exclusieve ‘centrale bankiersclub’ mogen verwelkomen. Een ‘club’ die in de aanvang klein is en groot in de toekomst.’ Dit idee leefde niet alleen bij Montagu Norman. Hij deelde dit met zijn collega’s Benjamin Strong, directeur van de Federal Reserve en Hjalmar Schacht, directeur van de Reichsbank.
Schacht werd Reichsbank directeur tijdens de Weimar republiek in Duitsland en bleef dit onder Hitler tot 1939. Hij wordt gezien als de man die Hitlers oorlogsmachine financierde.
Montagu Norman was president van de Bank of England van 1920-1944. In zijn tijd werd hij beschouwd als een van de machtigste mensen in de financiële wereld.
Benjamin Strong was van 1914 tot 1928, het jaar waarin hij overleed directeur van de Federal Reserve.
Tekenend voor de invloed van dit drietal is, wat Eustace Mullins over een geheim overleg in 1927 schrijft. In de hoorzitting die in 1931 in de Amerikaanse senaat werd gehouden –beschreven in ‘Secrets of the Federal Reserve’ van Eustace Mullins- vanwege het onderzoek naar de oorzaken van de Grote Depressie, wees alles erop dat de drie: Schacht, Norman en Strong hierin een zware verantwoordelijkheid hadden.
Overdracht door de VS van goud aan Europa en verlaging van de Amerikaanse rente, tegen de markt in, na een geheim overleg tussen de heren, hadden een enorm boom-bust effect tot gevolg (niets nieuws onder de zon). Met als gevolg het uitbreken van de economische depressie.
Lees het complete artikel op: De Vrije Media