De New York Times rapporteert bevindingen uit een nieuwe studie dat het grootste risico voor zuigelingen om nu besmet te raken met de bacterie die kinkhoest veroorzaakt van hun oudere broers en zussen komt.
The Times legt uit dat dit “waarschijnlijk een gevolg is van de afnemende immuniteit bij kinderen en adolescenten die het DTaP (combinatie) vaccin hebben ontvangen.”
Inderdaad is afnemende immuniteit een ernstig probleem met het DTaP vaccin (die difterie, tetanus en pertussis (kinkhoest) antigenen bevat). Een recente studie gepubliceerd inPediatrics concludeerde, “Tdap bescherming neemt binnen 2 tot 4 jaar af. Gebrek aan langdurige bescherming na vaccinatie zal waarschijnlijk bijdragen tot verhoging van kinkhoest incidentie bij adolescenten.”
Maar The Times is misleidend naar haar lezers door slechts een deel van het verhaal te vertellen waardoor de lezer de indruk krijgt dat alleen het geven van meer ‘booster’ shots het probleem op zou kunnen lossen.
Dat doet het niet.
Gevaccineerde personen verspreiden de ziekte
Afnemende immuniteit zelf doet de beschreven trend niet verklaren zoals een andere recente studie in het tijdschrift Clinical Infectious Diseases opmerkte: “kinkhoest is op dit moment de minst effectief door vaccins vermijdbare ziekte, ondanks de uitstekende vaccinatiegraad waarbij 6 doses vaccin aanbevolen worden tussen de leeftijd van 2 maanden en adolescentie“.
Onder-vaccinatie is dus nauwelijks het probleem.
Een essentieel stuk informatie wat The Times haar lezers onthoudt is dat het vaccin niet de overdracht van de ziekte voorkomt. In plaats daarvan kunnen gevaccineerde individuen asymptomatische dragers geworden.
Een studie uitgevoerd door de FDA en gepubliceerd in PNAS vond dat gevaccineerde bavianen “werden beschermd tegen ernstige kinkhoest geassocieerde symptomen maar niet tegen bacteriële kolonisatie en dat de infectie niet duidelijk sneller oploste dan bij ongevaccineerde dieren en daarbij gemakkelijk B. pertussis (kinkhoest) overdroegen naar niet-gevaccineerde contacten.”
De onderzoekers beredeneerden dat dit te wijten was aan het verschil tussen het soort immuniteit wat door natuurlijke infectie wordt opgeroepen en die welke aan het vaccin wordt toegekend. Natuurlijke infectie verleent een robuuste cel-gemedieerde immuniteit welke feitelijk voorkomen wordt door vaccinatie, vanwege begunstiging van humorale immuniteit. Dat wil zeggen, het vaccin stimuleert de productie van antilichamen maar niet de “geheugen” cellen welke vereist zijn voor een robuuste en duurzame immuniteit.
Zoals de FDA samenvatte in een persbericht suggereerde hun bevindingen dat “hoewel personen geïmmuniseerd[sic] met een acellulair kinkhoestvaccin beschermd kunnen worden tegen de ziekte, ze nog steeds worden besmet met de bacterie zonder altijd ziek te worden en daarbij in staat zijn om een infectie te verspreiden naar anderen, met inbegrip van jonge kinderen. ”
De directeur van de FDA afdeling Center for Biologics Evaluation and Research, waar het onderzoek werd uitgevoerd beschreef deze bevinding als: “van cruciaal belang voor het begrip van enkele van de redenen voor de stijgende incidentie van kinkhoest die we ervaren“.
The New York Times deed overigens toentertijd wel verslag van de bevindingen van de FDA studie dat “onlangs gevaccineerde mensen de infectie gewoon verspreiden zonder zelf ziek te worden.” Het verslag citeerde de hoofdauteur van de studie: “Als je onlangs gevaccineerd bent, je een asymptomatische drager wordt. Dat is goed voor u, maar niet voor de bevolking.”
Dat is precies het tegenovergestelde van wat ouders meestal wordt verteld over de noodzaak van inentingen, namelijk dat de “kudde” moet worden gevaccineerd om diegene die te jong zijn om het vaccin te ontvangen te beschermen: de zuigelingen.
In feite is de logische conclusie van deze bevindingen dat ouders van een zuigeling die een broer/zus vaccineren die zuigeling in gevaar brengen.
En het zijn juist zuigelingen, niet de oudere kinderen, die het meeste risico lopen op het ontwikkelen van ernstige complicaties van de ziekte.
Onnodig te zeggen, dat dit risico niet iets is waar de ouders routinematig van op de hoogte worden gesteld tijdens het bezoek aan hun kinderarts (of door de media, zoals The Times in dit voorbeeld zo treffend toont).
Maar dat is niet alles. Er is nog een risico van vaccinatie wat ouders niet wordt verteld.
Vaccin beleid en genetische selectie
Het wijdverbreide gebruik van het kinkhoest vaccin lijkt te hebben geleid tot een natuurlijke selectie (of eerder een onnatuurlijke selectie) van stammen van bacteriën die niet alleen beter bestand zijn tegen vaccinatie, maar blijkbaar juist een voorkeur heeft om gevaccineerde individuen te bevolken.
Zoals het overmatig gebruik van antibiotica heeft geleid tot de alarmerende toename van antibiotica-resistente “superbugs”, zo zetten vaccins druk op virussen en bacteriën te selecteren op resistente en potentieel virulente stammen.
In geval van kinkhoest heeft de CDC in een intern communicatie gesteld dat “de recente opleving in kinkhoest gevallen geassocieerd is met afnemende immuniteit bij personen die het acellulaire pertussis-vaccin kregen”, maar dat
een recente studie een andere verklaring suggereert voor de verminderde effectiviteit van het vaccin: een toename van Bordetella pertussis isolaten die pertactine (PRN) missen – een sleutel antigen component van het acellulaire kinkhoestvaccin. Een studie die screende op B.pertussis stammen die geïsoleerd werden tussen 1935 en 2012 voor geninserties welke de productie van PRN voorkomen, vonden overal significante toename van PRN-deficiënte isolaten in de Verenigde Staten. De eerste PRN-deficiënte stam werd geïsoleerd in 1994, in 2012 bedroeg het percentage PRN-deficiënte isolaten al meer dan 50%.
CDC onderzoekers onderzochten gegevens van epidemieën in Washington en Vermont. Hier is wat ze vonden:
Uit de bevindingen bleek dat 85% van de isolaten PRN-deficiënt waren en dat gevaccineerde patiënten een significant hogere kans hadden dan niet-gevaccineerde patiënten om te zijn besmet met PRN-deficiënte stammen.Bovendien, wanneer patiënten met up-to-date DTaP vaccinaties werden vergeleken met niet gevaccineerde patiënten, de kans op besmetting met PRN-deficiënte stammen verhoogde, wat suggereert dat PRN-deficiënte bacteriën een selectief voordeel zouden kunnen hebben om DTaP-gevaccineerden te infecteren.
Dus, samengevat:
A) Het kinkhoest vaccin voorkomt geen overdracht van de ziekte (en in feite kan de transmissie toenemen aangezien gevaccineerde individuen waarschijnlijk asymptomatisch zijn en er dus geen voorzorgsmaatregelen genomen zullen worden om zuigelingen in de familie niet bloot te stellen).
B) De meeste B. pertussis stammen in omloop in de VS zijn nu PRN-deficiënt gemuteerd.
C) gevaccineerde personen een hoger risico op infectie van PRN-deficiënte stammen hebben dan niet-gevaccineerde personen.Het onontkoombare gevolg nu is dat – ironisch genoeg – dankzij het vaccinbeleid het vaccineren van kinderen tegen kinkhoest niet alleen alle kinderen in het gezin het risico op het krijgen van de ziekte met zich meebrengt, maar ook een groter risico betekend voor de gevaccineerde kinderen zelf.
Een opvolgende studie in Klinische Infectieziekten keek naar de gegevens van de acht staten in de VS en vond dat in het algemeen 85% van de pertussis isolaten PRN-deficiënt waren, met een bereik van 67% in Colorado tot 100% in New Mexico.
Bovendien werd bij gevaccineerde individuen “een significant hogere kans” geconstateerd voor het hebben van PRN-deficiënte B.persitus dan bij niet-gevaccineerde personen.
En met “significant” werd bedoeld dat gevaccineerde personen meer dan twee keer zoveel kans hebben om te worden geïnfecteerd als de niet-gevaccineerden. In feite, vonden ze dat volledig gevaccineerde patiënten “een 2- tot 4-maal grotere kans” hadden op het hebben van PRN-deficiënte kinkhoest dan de niet-gevaccineerden.
Zonder expliciet het vaccinbeleid als katalysator aan te merken, merken zij wel de verschijning van “een selectieve bevoordeling van bacteriën zonder de eiwitten” op.
Inderdaad.
Natuurlijk zou men denken dat dergelijke bevindingen twijfel zou moeten doen ontstaan over het gevoerde vaccinbeleid. Maar de institutionele bijziendheid is hier dermate ingesleten dat vraagtekens stellen bij het vaccinbeleid uit den boze is. Uit de FDA studie die uitvond dat kinkhoestvaccins niet de overdracht van de ziekte weet te voorkomen concludeerde men bijvoorbeeld dat de oplossing gezocht moest worden in “verbeterde vaccins ontwikkelen”.
De eenvoudige gedachte dat het menselijk lichaam van nature is ontworpen met een immuunsysteem dat in staat is tot het afweren van infectieziekten en dat we ons daarom zouden moeten richten op manieren om de opbouw van natuurlijke immuniteit te vergroten, zoals bijvoorbeeld door middel van goede voeding, is praktisch een gruwel voor de theorie van het onderliggende publieke vaccinbeleid (om niet te zwijgen voor de mega-winsten voor de farmaceutische bedrijven die zich juridische immuniteit door de regering wisten toe te laten kennen voor de schade veroorzaakt door hun vaccin producten).
Op zijn allerminst zouden ouders volledig en goed geïnformeerd moeten worden door de media, volksgezondheids-ambtenaren en hun kinderartsen. Maar voordat zelfs maar deze mate van gezond verstand op grote schaal zal worden beoefend, is het ongetwijfeld zeker nog een lange en moeilijke weg voor de voorstanders van een volledig open geïnformeerd publiek.