Hoe veilig is ons voedsel? Het ligt wel fris en fleurig in de schappen, maar juist daarom is er veel mis mee, zegt Leonard Freeke in een serie artikelen waarin hij de praktijken en marketingleugens van grote voedingsbedrijven over het gebruik van kunstmatige ingrediënten en dubieuze productiemethoden blootlegt. Deze keer: de schadelijke ‘Southampton Six’ staan er gekleurd op.
Na 11 jaar zijn de ‘Southampton Six’ weer vol in het nieuws met dank aan organisatie Foodwatch. In tegenstelling tot wat de meeste lezers in de eerste instantie zullen vermoeden is dit niet een groep criminelen zoals de ‘The Birmingham Six’ die op vrije voeten komen, maar een veel gevaarlijker scenario. En wel voor de volksgezondheid. De wondere wereld van de chemie blijkt een veel grotere greep te hebben op onze voeding dan we denken. Duizenden kunstmatige ingrediënten zijn in ons voedsel terechtgekomen zonder dat de consument zich dat realiseert. Dat moet snel veranderen.
Kleur bekennen
Sinds de jaren ‘80 is de bezorgdheid over kunstmatige kleurstoffen sterk gegroeid. Steeds meer onderzoek wees erop dat veelgebruikte kunstmatige kleurstoffen schadelijk voor de gezondheid zijn, vooral voor kinderen, de doelgroep voor veel kleurrijke etenswaren. Vooral bakproducten, dressings, frisdrank en snoepgoed bevatten dergelijke kleurstoffen.
In 2004 kwam er een kentering in de algemene houding ten opzichte van kunstmatige kleurstoffen. Een team van onderzoekers van de universiteit van Southampton deed onderzoek en kwam tot de conclusie dat zes kunstmatige kleurstoffen in combinatie met het conserveringsmiddel natriumbenzoaat, ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) veroorzaakten en allergieën bij peuters. In 2007 verschenen de resultaten van een tweede, meer omvattend, wetenschappelijk onderzoek van dezelfde toxicologen uit Southampton. Die werden gepubliceerd in het wereldwijde toonaangevende medisch vakblad The Lancet.
Mmm… koolteer, kwik en lood
De zes kunstmatige kleurstoffen in kwestie zijn zeer geliefd bij voedselfabrikanten omdat ze goedkoop zijn en makkelijk te verwerken in levensmiddelen.
ZE HEBBEN KLEURRIJKE NAMEN: TARTRAZINE, CHINOLINEGEEL, ZONNEGEEL, AZORUBINE, PONCEAU EN ALLURAROOD
Ze hebben ook kleurrijke namen: Tartrazine, Chinolinegeel, Zonnegeel, Azorubine, Ponceau en Allurarood met respectievelijk de volgende E-nummers E102, E104, E110, E122, E124 en E129. Deze synthetische kleurstoffen worden gewonnen uit koolteer (afkomstig van aardoliedestillaat) en naast levensmiddelen ook gebruikt in textielverf, muurverf, verf voor offsetdruk, vernis, plastics en kleurpotloden.
Volgens de Europese wetgeving moeten deze kleurstoffen voor minimaal 85-90 procent pure kleurstof zijn en mag 10-15 procent uit andere stoffen bestaan, waaronder zware metalen zoals kwik en lood. Heeft u nog trek? Tot grote verbazing van menig levensmiddelenexpert heeft de EFSA (European Food Safety Authority) besloten deze producten niet te verbieden maar producten met deze ingrediënten te voorzien van een gezondheidswaarschuwing. Het lijkt erop dat er nog andere krachten dit spel meespelen.
Conclusies
Welke zijn deze krachten en welke conclusies kunnen wij consumenten uit dit schrijnende voorbeeld trekken? De volgende conclusies lijken onvermijdelijk:
1. Als deze ‘Southampton Six’ voorbeelden zijn van onveilige ingrediënten, hoe staat het dan met andere E-nummers? Veel E-nummers op zijn minst dubieus en vaak simpelweg onveilig.
VEEL E-NUMMERS OP ZIJN MINST DUBIEUS EN VAAK SIMPELWEG ONVEILIG
Een voorbeeld van een meer dan dubieus ingrediënt is E150d (oftewel sulfiet- ammoniakkaramel), de kunstmatige zwarte kleurstof bekend van cola waarvoor bij de productie sulfieten en ammoniak worden gebruikt en dat als nevenproduct 4-methylimidazool (4-MEI) kan bevatten. Volgens Amerikaans onderzoek is E150d potentieel kankerverwekkend en in de Amerikaanse staat Californië is dan ook een gezondheidswaarschuwing verplicht. De EFSA adviseerde in 2011 om de productie van E150d aan te passen tot wat technologisch haalbaar is om de kans op gevaar voor kanker te verlagen, in afwachting van de resultaten van nader onderzoek. Ook het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid bevestigde midden 2014 de mogelijke gezondheidsgevaren van deze kleurstof. Toch wordt de goedkope kleurstof E150d in de EU nog steeds in vele producten onveranderd gebruikt.
2. De ‘onafhankelijke’ voedingsautoriteiten lopen veelal aan de leiband van de adviseurs en lobbyisten van de grote voedingsfabrikanten (zogenaamde experts van andere lidstaten en andere stakeholders) en nemen het voorzorgsbeginsel zoals geformuleerd in de Algemene Levensmiddelen Verordening (ook wel de General Food Law of GFL genoemd) EG 178/20022 met een grote korrel zout. In deze verordening staat over het voorzorgsbeginsel dat onder specifieke omstandigheden waarin er een risico voor het leven of de gezondheid is, maar daaromtrent nog wetenschappelijke onzekerheid heerst, met bepaalde maatregelen het in de EU gekozen hoge niveau van gezondheidsbescherming kan worden gewaarborgd. Hier blijken de definities van ‘wetenschappelijke zekerheid’ ondanks het ‘hoge niveau van gezondheidsbescherming’ voldoende basis voor betwisting te geven. Bij twijfel niet inhalen schijnt hier niet op te gaan.
3. Het begrip ADH (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid of Acceptable Daily Intake) is niet altijd betrouwbaar, want het is internationaal niet uniform en vaak verouderd voor wat betreft de berekeningsmethode. De standaarden zijn vaak niet onafhankelijk vastgesteld en geven dan ook geen betrouwbare indicatie of een ingrediënt in de te consumeren hoeveelheid daadwerkelijk veilig is.
4. Niet alle voedingsfabrikanten zijn te vertrouwen en handelen ethisch. Verschillende grote voedingsfabrikanten vinden hun winstoogmerk en beurskoers belangrijker dan hun zorgplicht voor veilige en gezonde voeding. Zij verschuilen zich graag achter de voedingsautoriteiten waar zij op hun beurt grote invloed op uitoefenen.
5. Door de nadruk op nadelige gezondheidseffecten van vele kunstmatige ingrediënten vluchten veel food marketeers naar de vermelding van het gebruik van ‘natuurlijke’ ingrediënten. Het woord natuurlijk biedt voor de creatieve voedingsfabrikant een enorme speelruimte voor meer leugens.
ER IS GEEN WETTELIJK VERSCHIL IN DE EU TUSSEN HET GEBRUIK VAN ‘NATUURLIJK KLEURSTOFFEN’ EN ‘KUNSTMATIGE KLEURSTOFFEN’
Onthutsend is het dan te moeten constateren dat er in de EU wettelijk geen verschil bestaat tussen het gebruik van ‘natuurlijk kleurstoffen’ en ‘kunstmatige kleurstoffen’. Waar moet de consument nu op vertrouwen? De voordeur staat dan wel op een kier, de achterdeur staat wagenwijd open.
Zijn al die toevoegingen nodig?
De eindconclusie is voor ieders persoonlijke berekening. Zelfs een chemicus moet zich stevig verdiepen in veel van de kunstmatige ingrediënten en productieprocessen en dan blijft het nog altijd de vraag of hij voldoende informatie op de verpakking vindt. Dit raakt echter niet de essentie van de discussie. Die gaat over de principiële vraag: Is al deze chemie in voeding noodzakelijk of draagt die slechts bij aan de winstmarge van de fabrikant? De toenemende groei van voedingsallergieën en voedinggerelateerde ziektes geeft aan dat er iets structureel mis is met onze voeding en met hoe we met onze voedingsketen omgaan.
De natuur en de menselijke gezondheid zijn te fragiel en te belangrijk om bestookt te worden met risicovolle chemicaliën waar onze gezondheid op langere termijn niet bij gebaat is. Chemie in voeding in zijn totaliteit vermijden lijkt de verstandigste en tevens meest duurzame keuze. Alleen de consument kan het tij keren door met zijn portemonnee te kiezen voor duurzame voeding vrij van risicovolle kunstmatige ingrediënten. Steeds meer fabrikanten en supermarkten anticiperen op de wensen van deze bewuste consument door een gezondere selectie levensmiddelen aan te bieden.