vrijdag, september 29

Activisten klommen afgelopen weekend in de Garzweilermijn in Noordrijn-Westfalen. Ze protesteren tegen koolmijnen en eisen actie tegen klimaatverandering.
De twintig belangrijkste economieën ter wereld, de G20, hebben de subsidies voor kolencentrales in drie jaar bijna verdrievoudigd, ondanks hun belofte uit 2009 te stoppen met het subsidiëren van fossiele energie. Dat stelt de Britse denktank ODI in een rapport.

Om de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs te halen, moet het gebruik van fossiele energie voor 2030 worden gehalveerd en voor 2050 helemaal beëindigd. De G20-landen zijn verantwoordelijk voor 79 procent van de wereldwijde uitstoot van CO2, de belangrijkste oorzaak van de opwarming van het klimaat. De belangrijkste enkele bron van die CO2-uitstoot zijn kolengestookte elektriciteitscentrales.

De G20-landen steken volgens het dinsdag verschenen rapport van Overseas Development Institute (ODI) in totaal 64 miljard dollar per jaar in de productie en het verbruik van steenkool, waarvan driekwart voor kolengestookte centrales. De werkelijke cijfers liggen waarschijnlijk nog veel hoger, omdat landen weinig transparant zijn over de geldstromen. Om die reden werden de Russische cijfers niet meegenomen in het rapport.

Tussen 2014 en 2017 brachten de G20-landen hun directe subsidies voor kolenwinning terug van 22 naar 10 miljard dollar per jaar. In diezelfde periode verhoogden ze hun subsidies voor de bouw van nieuwe kolencentrales echter van 17 naar 47 miljard dollar per jaar, waarvan 17 miljard werd geïnvesteerd in kolencentrales in andere, opkomende economieën. In de uitfasering van steenkool (bijvoorbeeld in het omscholen van mijnwerkers) werd slechts 3 miljard per jaar gestoken, onder meer door Canada en Duitsland.

De belangrijkste internationale geldschieters in de kolensector zijn China en Japan, gevolgd door Zuid-Korea, India en Zuid-Afrika. Grote kolenlanden als de Verenigde Staten en Australië investeren vooral in eigen land.

China en India zijn samen gastheer van de G20-top die vrijdag in Osaka begint. Beide landen onderstrepen het belang van de uitfasering van fossiele brandstoffen.

TOENAME INTERNATIONALE SUBSIDIES
Steenkool, de meest vervuilende fossiele brandstof, maakt wereldwijd snel plaats voor duurzamere energie. Publieke en private investeringen in nieuwe kolencentrales kelderden volgens het Internationaal Energie Agentschap IEA tussen 2015 en 2018 met 75 procent. Regeringen bewandelen echter de omgekeerde weg, volgens hoofdauteur Ipek Gençsü om politieke redenen (uit angst voor boze kiezers) en op aandringen van machtige kolenlobby’s.

Agenten beschermen een onderdeel van de mijnwerkinstallatie tegen klimaatactivisten die protesteren in de bruinkoolmijn in Garzweiler in Duitsland. Beeld AFP
Hoewel directe subsidies en belastingvoordelen voor kolen daalden, nam de internationale subsidie via ontwikkelingsprojecten en staatsondernemingen snel toe, onder meer met de bouw van nieuwe kolencentrales in landen als Bangladesh, Indonesië, Pakistan en Vietnam. China, dat in eigen land honderden nieuwe kolencentrales heeft geschrapt, steekt er bijna 10 miljard dollar per jaar in, rivaal Japan ruim 5 miljard. “Je ziet dat ze de vervuilende energiesystemen min of meer exporteren naar landen in een minder vergevorderd stadium van ontwikkeling”, zei Gençsü tegen Reuters.

Dit schaadt de ontwikkeling van duurzame energie in opkomende economieën en zadelt landen in de komende decennia op met vuile energie en vuile lucht. Kolencentrales hebben een economische levensduur van 40 jaar. Wie ze eerder wil sluiten moet investeerders afkopen. Dit kan landen verleiden de centrales langer in bedrijf te houden dan klimaattechnisch verantwoord is.

Volgens het IEA bedroegen de totale directe subsidies voor fossiele energie (kolen, olie en gas) in 2018 wereldwijd 427 miljard dollar. De indirecte subsidies (dus inclusief bestemmingen als milieusanering en gezondheidszorg voor luchtvervuiling-gerelateerde aandoeningen) beliepen volgens een rapport van het Internationaal Monetair Fonds een astronomische 5,2 biljoen dollar.

Share.