Je beste ideeën houd je natuurlijk voor jezelf, zodat copycats er niet mee aan de haal gaan. Met die ideeën ga jij scoren! Bovendien: wie kan ze beter uitvoeren dan de persoon die ze bedacht heeft?
Beeld Red Hat
Deze houding is begrijpelijk en algemeen geaccepteerd, maar ook contraproductief. Het gevolg is dat veel goede ideeën ergens in een kast stof liggen te verzamelen en nooit worden uitgevoerd. Ideeën moet je de vrijheid geven en durven delen met andere mensen. Door talenten te bundelen en inzichten samen te brengen, kom je tot betere en snellere resultaten dan wanneer je in je eentje zit te ploeteren. Dat is de opensourceaanpak: openheid en samenwerking. Inspiratie nodig? Deze twee verhalen bewijzen dat open source echt kinderspel is.
Armprotheses uit de 3D-printer
“We bezorgen kinderen een glimlach, ouders tranen van geluk en nerds veel vreugde. Het is zalig als je die drie dingen kunt combineren.” Wetenschapper Jon Schull, een van de drijvende krachten achter het project e-Nable, beleeft duidelijk plezier aan zijn vrijwilligerswerk. De e-Nable Community Foundation is een groep knappe koppen die wereldwijd samenwerken om mechanische armprotheses te ontwerpen, waarmee kinderen voorwerpen kunnen vastgrijpen en manipuleren. Die printen ze met hun eigen 3D-printer. De prothesen zijn van kunststof en minder sterk dan commercieel geproduceerde titaniumprothesen. Maar ‘elk nadeel heb z’n voordeel’, wist Johan Cruijff al: als de prothese stukgaat of als het kind eruit groeit, print je gewoon een nieuwe. Op maat en gratis.
Robohand was de start
De kiem van e-Nable werd geplant toen Schull op YouTube een filmpje zag over de Robohand, een mechanische prothese die een Zuid-Afrikaanse meubelmaker samen met een vriend voor een kleine jongen had gemaakt. De twee namen geen patent op hun uitvinding, maar zetten het ontwerp open source op het internet. Dat wil zeggen dat iedereen het ontwerp mag kopiëren, aanpassen en delen. Het bracht Schull op het idee van de e-Nable Community Foundation. “Ik zette een oproep bij het filmpje aan ouders van kinderen die een prothese konden gebruiken en aan mensen die daaraan wilden meewerken. Intussen hebben al meer dan 10.000 kinderen zo’n prothese gekregen.”
Vernuft van honderden uitvinders
e-Nable is een schoolvoorbeeld van de kracht van open source. De designs en instructies staan op een centrale database die vrij toegankelijk is. Wereldwijd gebruiken vrijwilligers deze data om prothesen te printen voor kinderen uit hun omgeving. Vergeet het cliché van de eenzame uitvinder. Wie verbeteringen in de ontwerpen aanbrengt, koppelt die terug naar de database. Zo stromen de ideeën van honderden mensen samen en wordt het ontwerp van de prothese continu verbeterd.
“De vingers van de eerste prothese grepen tegelijk ineen, terwijl echte vingers zich aanpassen aan de vorm van het voorwerp”, vertelt Jon Schull over de beginfase. “Ik maakte een schetsje van een mogelijke oplossing, met een kabeltje dat door de vingers heen liep. Meteen daarna knutselde een werkstudent in een lab aan de andere kant van het land een prototype in elkaar om het idee te testen. Andere vrijwilligers maakten er een functionerende hand van. Dat proces nam drie maanden in beslag. Bij de R&D-afdeling van een bedrijf zou dat waarschijnlijk drie jaar kosten.”
Minikas op school
e-Nable is open source voor kinderen, het Food Computer Program is open source door kinderen. In honderden Amerikaanse klaslokalen staat een food-computer, waarin de scholieren zelf groenten kweken. Oprichter Melanie Shimano van het Food Computer Program legt uit: “Een food-computer is een minikas van piepschuim, aangestuurd door een computertje. Sensoren meten de warmte. Loopt de temperatuur te hoog op, dan begint een ventilator te draaien. Ook de groeilamp bovenin wordt door de computer geregeld. De planten groeien niet in aarde, maar in een hydrocultuur: een waterbak waaraan je voedingsstoffen en zuurstof toevoegt.”
Doe-het-zelfboeren
Leerkrachten en leerlingen kunnen de food-computer zelf in elkaar zetten, want het ontwerp staat open source online. Dat is het werk van de MARSfarm-onderzoekers, die een proeflab bouwden waarin je planten kunt kweken in elke mogelijke omstandigheid. “Een echte food-computer is duur, dus ontwierpen wij een budgetversie”, vertelt ceo Peter Webb van MARSfarm. “Het leuke is dat al die klassen de principes van open farming volgen: ze houden de resultaten niet voor zichzelf, maar wisselen ervaringen en oplossingen met elkaar uit. Het is één gigantische proefboerderij waar veel jeugdige energie in gaat.” Dat jongeren kennismaken met nieuwe landbouwtechnieken vindt Webb hoognodig. “De gemiddelde boer is een vijftiger. Straks dreigt dus veel ervaring te verdwijnen. Jongeren moeten het stokje overnemen.”
De toekomst van de landbouw zal er bovendien heel anders uitzien, verwachten de experts. Stadslandbouw wordt belangrijker, want overal kun je een boerderij beginnen, ook in de keuken of op het dak. En iedereen kan landbouwer worden en planten kweken, thuis of vlak bij huis. Dat is te danken aan slimme ideeën die van over de hele wereld komen. ‘Global thoughts, local implementation’ heet dit opensourceprincipe. De scholieren zelf zien het helemaal zitten, getuigt Max McDade: “We ontmoeten andere kinderen virtueel en lossen samen problemen op. Die ervaring zal van pas komen als wij straks de wereld erven.”
Uit de kast
Misschien heb je ook ideeën in de kast liggen, omdat je de knowhow of de middelen niet hebt om er iets mee te doen. Haal ze uit de kast en deel ze met de wereld. Je zult zien dat het werkt.