Zo nu en dan braakt een vulkaan ergens ter wereld een flinke lading CO2 uit. Die lading valt echter in het niet bij de CO2-uitstoot veroorzaakt door de mens, zo hebben onderzoekers becijferd.
Alle vulkanen bij elkaar, zowel op land als in de oceanen, brengen gemiddeld niet meer dan 280 tot 360 miljoen ton CO2 in de atmosfeer. Dat zit tussen de jaarlijkse uitstoot van Spanje en Italië in, maar is slechts een fractie van de totale menselijke uitstoot.
Als alle bronnen bij elkaar worden opgeteld, brengen mensen elk jaar veertig tot honderd keer zoveel CO2 in de atmosfeer als vulkanen. Het is een van de bevindingen van Deep Carbon Observatory, een samenwerking van twintig universiteiten en geologische onderzoeksinstituten, die na tien jaar onderzoek een reeks papers heeft gepubliceerd in vakblad Elements.
Hun onderzoek is gericht op beter begrip van de ‘diepe koolstofkringloop’ van de aarde. Deze zeer trage kringloop is een natuurlijke balans tussen de opname van koolstof bij de vorming van gesteenten, en het vrijkomen ervan, onder meer door vulkanisme.
Volgens de aardwetenschappers is de koolstofopname en -uitstoot door de geschiedenis van de aarde vrijwel altijd grotendeels in evenwicht geweest – op sporadische verstoringen na.
Maar wat is ‘koolstof’ eigenlijk?
Als het over klimaat gaat, worden twee termen vaak door elkaar gebruikt, die niet helemaal hetzelfde betekenen: koolstof (carbon) en CO2. Koolstof is scheikundig een ‘element’, dat in allerlei vormen en verbindingen kan voorkomen. Het kan in vaste stof zitten, bijvoorbeeld in bomen en andere biomassa. Of in fossiele koolstofverbindingen. Als zuurstof aan koolstof bindt (door rotting of verbranding), kan CO2 vormen. En in die vorm kan koolstof dus ook als broeikasgas in de atmosfeer belanden.
Klimaatvraag: Hoe komt het dat de temperatuur stijgt door broeikasgassen?
Dat is maar een fractie van de totale hoeveelheid koolstof. Als we alle bossen, bodems, oceanen en de atmosfeer bij elkaar optellen, bevatten die slechts 0,2 procent van alle koolstof op aarde. De rest zit diep weggestopt in gesteentelagen en de vloeibare aardmantel. Volgens de onderzoekers gaat het daar om een voorraad van maar liefst 1,85 triljoen ton koolstof.
Bij vulkaanuitbarstingen krijgt de atmosfeer met die reusachtige koolstofvoorraad te maken. Daarbij kan ook veel CO2 vrijkomen.
Waarom er in 1816 een jaar lang geen zomer was Waarom er in 1816 een jaar lang geen zomer was
Invloed vulkanen op moderne klimaat beperkt
In de miljoenen jaren lange geschiedenis van de aarde zijn er zeldzame momenten geweest waarin het vulkanisme intensiveerde. De sterke stijging van de CO2-uitstoot als gevolg van zulke periodes van extreem vulkanisme leidde tot klimaatveranderingen die in verband worden gebracht met historische massa-extincties.
In ons tijdvak komt dit niet voor. Wel gaat vulkaanactiviteit met pieken en dalen, en blijft het altijd mogelijk dat er onaangekondigd een uitzonderlijk grote uitbarsting komt.
Het eerste effect daarvan zal geen opwarming zijn, maar een tijdelijke afkoeling, veroorzaakt door het blokkeren van zonlicht. Zodra zulk vulkaanstof is neergedaald, blijft CO2 achter en gaan de temperaturen door vulkanisme juist omhoog.
Maar de huidige opwarming heeft een andere oorzaak, zij het met dezelfde bron: koolstof uit de diepe aarde. Niet omhooggebracht door vulkanen, maar door de verbranding van steenkool, aardolie en aardgas.