maandag, september 25

Op 1 februari 2016 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie WHO de globale gezondheidsnoodtoestand uitgeroepen. De WHO verkrijgt daarmee zeggenschap en kan ook staten buiten het epidemiegebied bevelen maatregelen te nemen die moeten verhinderen dat de verwekker zich uitbreidt.

Tot het zogenaamde epidemiegebied behoren tot nu toe vooral Brazilië en andere Latijns-Amerikaanse staten. Ondertussen werd het virus ook gediagnosticeerd in meerdere Europese en Noord Amerikaanse landen.

Maar laten we beginnen bij het begin: Het Zika-virus zou vooral door de steek van een bijzonder soort steekmug worden overgedragen. Volgens verklaringen van de Zwitserse “federale dienst voor de gezondheid” – kortweg BAG – verloopt een infectie met het Zika-virus in 80 procent van de gevallen zonder symptomen. In de overige 20 procent van de gevallen kunnen op griep lijkende symptomen optreden – zoals lichte koorts, huiduitslag, hoofdpijn, gewrichts- en spierpijn – die normaal niet dodelijk zijn. Kortom: Een Zika-infectie is te classificeren als ongevaarlijk.

Hiermee in tegenspraak kreeg het Zika-virus echter vette krantenkoppen toen het zich in Brazilië sinds de lente van 2015 plotseling zou hebben uitgebreid en onder verdenking staat microcefalie te veroorzaken bij ongeborenen.

Baby’s die ziek zijn door microcefalie hebben een extreem kleine schedel en daardoor ook bijzonder kleine hersenen. Zij zijn vaak geestelijk gehandicapt en lijden onder neurologische stoornissen, omdat de hersenen onderontwikkeld zijn. In ernstige gevallen sterven de misvormde baby’s kort na de geboorte of nog in de moederschoot.

Sinds oktober 2015 heeft het aantal schedelmisvormingen bij baby’s zich dramatisch vermeerderd, zoals de Zwitserse radio en televisie SRF berichtten op 31 januari. In Brazilië zouden er 4.180 verdachte en 268 zeker bevestigde gevallen zijn. Bij zes vrouwen kon zogenaamd worden bewezen dat zij vooraf besmet waren met het Zika-virus.

WHO directrice Margaret Chan beweerde, dat er een oorzakelijk verband zou zijn tussen het Zika-virus en het optreden van schedelmisvormingen (microcefalie). Zij gaf echter in één adem toe, dat daarvoor het wetenschappelijke bewijs nog ontbreekt. In hoeverre is de verdenking nu gerechtvaardigd dat het Zika-virus de oorzaak zou kunnen zijn voor het verhoogde optreden van schedelmisvormingen in Brazilië?

Angelika Müller, die de “belangengemeenschap EFI” – ouders voor vaccinatievoorlichting – leidt en medisch journalist Hans U.P. Tolzin hebben deze vraag onderzocht. In een artikel van 1 februari 2016 beschreven zij het bewijs als heel mager. Zij motiveerden zich als volgt: “Het Zika-virus moet zoals het gele koorts virus worden overgedragen door de zogenaamde gele koorts mug. Moest dit waar zijn, dan zouden de gebieden van de uitbraak elkaar verregaand moeten overlappen. Het tegendeel is echter het geval:

Hoewel de microcefalie- gevallen zich hoofdzakelijk concentreren in een regio in het Noordoosten van Brazilië, treedt gele koorts vooral op in bijna alle andere regio’s.

Tegen een Zika-infectie als oorzaak spreekt ook dat tot nu toe geen kennis voorhanden is over zulke schade. Dit, hoewel het Zika-virus al minstens 70 jaar bekend is.  Zelfs de Amerikaanse epidemie dienst CDC geeft op haar website toe dat de Zika-symptomen- in de regel mild zijn en slechts zelden leiden tot opname in het ziekenhuis.”

Müller en Tolzin wijzen op een andere mogelijke samenhang voor de oorzaak van de schedelmisvormingen in Brazilië: Het optreden van de gevallen van microcefalie begon in mei 2015. Interessant is dat het ministerie van volksgezondheid van Brazilië al bekend heeft gemaakt in oktober 2014 dat men de vaccinatie van zwangeren tegen tetanus, difterie en kinkhoest (Tdap) zou opnemen in de vaccinatiekalender.

Daarbij werd Boostrix gegeven, een vaccin van de Britse fabrikant GlaxoSmithKline (GSK), die wordt gemaakt in Brazilië onder licentie. Hoe de vaccinatie van zwangeren met Boostrix zich uitwerkt op de ontwikkeling van de ongeborene weet men niet, aldus Müller en Tolzin.

In de Duitse vakbladen van 2014 luidt het letterlijk: “Er zijn geen […] klinische onderzoeken beschikbaar over toediening van Boostrix bij zwangere vrouwen. Boostrix mag daarom in de zwangerschap alleen worden gegeven wanneer dit duidelijk nodig is en men het mogelijke nut overweegt tegenover de eventuele risico’s voor de foetus.”

Na bijkomende uitvoerige onderzoeken kwamen Müller en Tolzin tot de conclusie, dat: “Hoofdverdachte voor de misvormingen bij duizenden pasgeborenen in Brazilië zou dus in de eerste plaats Boostrix kunnen zijn.”

Bron via Zaplog

Share.